Niederdorf.
Naar het land der dolomieten!
Er is in de latere jaren zoo verbazend veel over de dolomieten geschreven; men vindt er zaakkundige opstellen over in verschillendetijdschriften; men heeft ook reisbeschrijvingen van het dolomietenland, en men vindt tal van novellen, die geheel of gedeeltelijkin die streken afspelen en dan ook nog boeiende beschrijvingen van de heerlijke natuur daar bevatten. Somwijlen werd wel eensde gedachte gewekt, of dat vooropstellen van die dolomieten wel zoo geheel onwillekeurig was, en of er niet een hoofd en eenehand achter staken, die belang hadden bij het bespreken van die landstreek. De reclame stelt in deze tijden zooveel middelenin het werk, dat men wel eens achterdochtig wordt.
En het mooiste van alles is, dat dikwijls de streek, die dan besproken wordt als het land der dolomieten, en die het meestdoor de reizigers bezocht wordt, eigenlijk geen dolomieten heeft. De echten vindt men hoofdzakelijk op eene betrekkelijk kleineplek bijeen: ’t zijn de Fassaner bergen, de Langkofel, de Rosengarten en de Schlern. De prachtige bergen in het Ampezzanerdal, zoo als de Cristallo, de Hohe Gaisl, de Sorapis, zijn geen eigenlijke dolomieten, en toch zijn het die bergen en hunneomgeving, die het meest bezocht worden. De geologen verstaan onder dolomieten kalkbergen, die rijk aan magnesia zijn. Voorden leek onderscheiden zij zich van elke andere bergvorming door sterk sprekende bijzonderheden in hun uiterlijk. Zij vormenaltijd hoogst eigenaardige landschappen; de dalen zijn rijk aan groen, heuvelachtig, hier en daar in andere rotssoorten gewonevormen toonend, maar daar boven rijzen dan de dolomieten in de zonderlingste gedaanten omhoog. Scherp in lijnen, weerstandbiedend aan alle verweering; torens, naalden en kanteelen, alsof ze zoo uit den bodem omhoog zijn gedreven, op overblijfselenvan oude burchten gelijkend. En die vreemde vormen vertoonen zich, al naarmate zij door den regen bevochtigd, door de zonbeschenen of door wolken overschaduwd worden, nu eens rozerood of zilverwit, dan donkerbruin, rood als gloeiend metaal, aschgrauw,diep indigoblauw of goudgeel.
Men kan echter de dolomieten bezoeken en tevens [106]wat meer van Tirol zien. Heeft de lezer lust mij op een dergelijken tocht te vergezellen, dan houde hij mij ten goede, datik de prachtige punten tusschen ons land en Tirol onbesproken laat; hij vertrekke met mij des namiddags uit Amsterdam en reizeover Keulen, Frankfort, Wurzburg, München, Innsbrück en Franzenfeste in eens door naar Niederdorf, een groot dorp, dat opzich zelf weinig beteekenis heeft, maar dat een goed uitgangspunt is voor een voetreis in Tirol. Men komt er ’s avonds tegenacht uur aan, maar de treinen hebben er een standvastige vertraging, soms wel eens wat grooter dan ’t geduld van den reizigerdie reeds 24 uur in den trein zit.
Het hotel “Schwarze Adler” doet echter dien tegenval spoedig vergeten. Men brengt er een rustigen nacht door, en gevoelt zichden volgenden morgen volkomen uitgerust en bekwaam om de voetr